Wat er aan vooraf ging

Vorig schooljaar heb ik wiskunde gegeven aan vijf van de zes klassen 3havo op de school waar ik werk. Dit jaar sprak de collega die een groot aantal leerlingen nu in 4h heeft mij aan. Wat was er gebeurd? Terwijl ze uitleg stond te geven, ging er een vinger omhoog: “mevrouw, dit hebben we vorig jaar uitgebreid gehad, dit kunnen we“. En na wat test-sommetjes kon ze de uitleg inderdaad stopzetten. Ik heb een paar dagen naast mijn schoenen gelopen van trots! Twee weken later komt dezelfde collega weer langs. Het eerste proefwerkcijfer van haar leerlingen 4h, normaal een verdrietig moment, was echt opvallend hoog. Weer liep ik naast mijn schoenen!

Netjes werken

Twee keer een compliment uit 4h, hoe mooi wil je het hebben. Maar daar ging natuurlijk wel wat aan vooraf. En wel aan het begin van mijn loopbaan in het VO als zij-instromer. De eerste keer dat ik een eindexamenklas had, had ik natuurlijk ook voor de eerste keer de tweede correctie van een andere school. En bij het openslaan van het werk viel mij direct op dat het werk er zo goed verzorgd was. Na de bespreking met de collega, vertelde ik hem dat. Ja, zei hij, daar starten we in klas 1 mee en bij het eindexamen zien we daar de opbrengsten van. Er vielen wat kwartjes bij mij. Kon ik mij tot die tijd alleen focussen op de inhoud en organisatie van mijn lessen, daarna ging het mij ook om hoe de leerlingen met wiskunde om gaan. Eigenlijk staat dat tegenwoordig bij mij centraal: wiskunde leren doe je op deze manier. En gelukkig wordt ik hierin gesteund en geïnspireerd door mijn leerlingen en de vakliteratuur, oa. Barton en Lemov.

Het is soms een wat ongemakkelijke werkelijkheid, een docent die het succes van de leerlingen claimt. Maar bij eindexamenklassen is het niet ongebruikelijk. Als tweedegrader claim daarom een klein stukje van het succes in 4h van de leerlingen die ik voorgaande jaren gehad heb. Net zoals ik mij aangesproken moet voelen (en ook voel), wanneer in 4h blijkt dat leerlingen zaken niet geleerd hebben.

GGL

Nu is het aan anderen om te beoordelen of ik nou zo’n goede docent ben. Wellicht geeft een lijstje van ingrediënten van mijn lessen een idee:

  • In de lessen is een duidelijke structuur.
  • Lestijd is er voor wiskunde.
  • Er is rust. Soms zelfs stilte.
  • Er is uitleg. Voordoen, uitleggen, nadoen, oefenen, stappenplannen.
  • Herhaling door middel van quizizz-quizjes.
  • Huiswerk wordt belangrijk gemaakt dmv registratie.
  • Leerlingen kunnen huiswerk zelf spreiden over de lesweek.
  • Huiswerkopgaven worden door leerlingen op het bord gemaakt.
  • Duidelijke instructie over wat en hoe in het schrift.
  • Een werksfeer waarin fouten gemaakt mogen worden.

Zoiets. Wat volgens mij “Gewoon Goed Lesgeven” is.

Cirkel van invloed

Net zoals bij het eindexamen, zijn er natuurlijk ook leerlingen of klassen die het met GGL niet goed doen. Vaak heeft dat een reden of een oorzaak. In de derde informeer ik daarom naar de wiskunde-biografie van de leerling. Hoe ging het in klas 1, van wie had je les, wat vond je daar goed aan, etc. En net zoals ieder andere docent, weet ik ook bij welke collega’s de lessen niet goed lopen en de leerlingen naar verhouding veel zelf moeten doen. Ik hoor en lees dat meestal van leerlingen in de tweede week: oh, u volgt wel de planning, checkt wel de schriften, dwingt wel rust en orde af. Daarmee aangevend dat ze het voorgaande jaren anders was1).

En daarmee doe ik wat ik kan in mijn lessen. Want daar kan ik dat bepalen, meer kan ik niet.

1) Ongeacht de reden of oorzaak. Die doet er voor leerlingen niet toe. Op het eindexamen wordt niet gevraagd of je les had van die-en-die. Zijn er geen verzachtende omstandigheden.

Barton, C. (2019). Volgens Barton: Lesgeven in wiskunde aan de hand van wetenschap, experts en 12 jaar aan mislukkingen (R. Kneyber, Vert.; 1ste dr.). Phronese.
Lemov, D. (2021). Teach like a Champion 3.0: 63 techniques that put students on the path to college. (1ste dr.). Jossey-Bass.
Photo by Fahim Muntashir on Unsplash