In de COVID-19-crisis wordt op grote schaal thuisonderwijs gegeven. Scholen (VO) zijn daar heel verschillend mee omgegaan. En daarbij heeft het belang van de leerling niet altijd centraal gestaan. Dat is begrijpelijk, maar wel jammer. Tijd om één les alvast te trekken.

De vliegende start

Menig school is de periode van lesgeven vanuit huis, gestart met een paar dagen bezinning over het wat en hoe. Daarbij heeft in het VO de vakinhoud centraal gestaan. Wat gaan we doen, wat strepen we door en hoe kunnen we de inhoud het beste aanbieden. Vanuit de vakinhoud.

Kanaalkeuze

Via de social media kwamen naar een paar dagen de verzuchtingen van ouders dat kindlief, maar ook de ouders zelf, de weg totaal kwijt waren. De ene docent deed het zus, de andere deed het zo, bij de een moest het in Teams, bij de volgende in Zoom en de ELO, bij de derde hoefde er alleen in de mail gekeken te worden. Niet de inhoud was lastig, maar de vele kanalen. En dat sommige stukken van de infrastructuur het maar nauwelijks aan konden, heeft daarbij ook niet geholpen.

Van de docent naar de leerling

Bij aanvang stond bij menig docent de vraag centraal: hoe ga ik mijn vak geven. Bij menig schoolleiding de vraag: hoe gaan wij de docenten faciliteren om hun vak te geven. Terugkijkend zijn dat de verkeerde vragen gebleken. De vragen hadden moeten zijn: hoe ga ik er voor zorgen dat de leerlingen al hun vakken goed kunnen doen en, hoe gaan wij er als school voor zorgen dat docenten leerlingen zo goed mogelijk ondersteunen bij al hun schoolwerk. De focus had dus niet bij de docent, maar bij de leerlingen moeten liggen.

Wat nodig is/was, is duidelijke regie vanuit die schoolleiding. Zo doen wij dit. En daar aan toegevoegd: en niet anders.

Dat laatste is voor het VO een moeilijke. We zijn als docenten VO koning in de klas, ook al is die digitaal.

Meer sturing

Nu, begin april, komen er meer richtlijnen. Met dat de scholen gesloten zijn en daarmee digitaal onderwijs, is/werd verlengd  werd duidelijkheid bieden van groter belang. Steeds meer scholen vertellen hun docenten in algemene en/of concrete termen hoe zaken dienen te lopen. Er wordt gekozen voor één communicatie-middel, Teams of Google; er wordt één plek aangewezen voor opdrachten, planningen, roosters etc, Magister / Google / ItsLearning (enz). Gelukkig wordt er nu een keuze gemaakt. En elke keuze heeft voor- en nadelen. En elke keuze sluit alternatieven uit. Dus niet meer het AVG-risico van Zoom, niet meer WhatsApp, en niet meer mailen, om de meestgehoorde even te noemen.

Dat de keuze voor het ene, het andere afsluit / uitsluit, is een belangrijke en voor sommige sectoren in het onderwijs ongekend. Het is echter een noodzakelijkheid. Leerlingen hebben in deze tijd duidelijkheid nodig. Zo doen we het, niet anders.

Kansen(on)gelijkheid

Dat is voor de kids met ouders die goed de weg weten op internet, die thuis zijn, die in staat zijn om te begeleiden (in tijd en vaardigheden), vooral handig. Het is noodzakelijk voor de leerling die al die ondersteuning niet heeft. Dat kind staat er alleen voor. Want dat de hedendaagse jeugd de weg wel weet in de on-line wereld is fabeltje, de “digital native” blijkt #fakenews.

De leerling die het allemaal zelf moet uitzoeken, moet leidend zijn bij de inrichting van het digitale lesgeven. Anders zijn we die leerling(en) kwijt. En dat is een groot drama voor dat kind en voor onze samenleving. De autonomie, de zelfbewustheid, de arrogantie van docenten die leidt tot uitsluiting van deze leerlingen uit een kansen-arm milieu, dient ingeperkt te worden. De al eerder door de inspectie geconstateerde kansenongelijkheid in het onderwijs, wordt door de crisis alleen maar verergerd.

Besturen, schoolleiding en docenten die kansengelijkheid belangrijk vinden, hebben als taak om dit goed te regelen. De keuze om dit wel of niet te regelen is niet waarden-vrij.

De leerling dient centraal te staan, de docent, de school, moet zich voegen.