Je moet het maar kunnen. Je staat voor de klas en wilt leerlingen betrekken door ze vragen voor te leggen. Welke instructie geef je? Wie vraag je? En hoe volg je je vragen op? Voor inspiratie ga ik dan te raden bij Teach Like a Champion. Het geschreven advies, aangevuld met de filmpjes lieten mij zien dat niets is wat het lijkt. Over duidelijk zijn hoe je het wilt hebben.

Centrale gedachte:

Centraal staat dat je wilt dat alle leerlingen meedoen in de les. Dat leerlingen laten zien dat ze betrokken zijn, dat ze hun werk gedaan hebben, dat ze aan het leren zijn. Jij als docent moet laten zien dat iedere leerling telt, dat je het leren van elke leerling nauw volgt en dat je meedoen stimuleert.

Al die positieve woorden kan je ook anders formuleren: je wilt voorkomen dat leerlingen duiken. Door proberen niet op te vallen, door ontwijkende antwoorden te geven, door er op te rekenen dat je hen overslaat. Maar ook: door de instructie te negeren aansturen om overgeslagen te worden.

Wat wil je dat zij doen?

Je staat als docent in een klas met 25 of meer leerlingen. Je wilt in één of meer vragen een aantal zaken bespreken met de klas. De vragen heb je helder, maar welk gedrag verlang je nu eigenlijk van de leerlingen?

Leerlingen willen dat een les gewoon goed loopt. Dan blijft de sfeer goed, blijft het tempo er in en, ultiem doel, je steekt er ook nog wat van op. Dan moet je als docent duidelijk zijn in wat je verlangt voordat je de vraag stelt:

Ik stel een aantal vragen:

  • en wil vingers zien;
  • je bedenkt voor jezelf het antwoord, verder is het stil;
  • je overlegt met buurman/vrouw en steekt dan je vinger op wanneer jullie samen er uit zijn
  • je schrijft jouw antwoord in je schrift, en wanneer ik het aan jou vraag, lees je dat antwoord op;

Wat je van leerlingen verlangt is aan jou, maar je moet glashelder zijn. En als je denkt dat je helder bent en het gaat niet goed, dan moet het nog beter.

Zo dus!

Lemov(1) signaleert dat de effectiviteit van een les toeneemt wanneer leerlingen duidelijk hebben wat er van hen gevraagd wordt. En ze willen graag meewerken, want dat draagt bij aan een prettig verloop van de les.

Het is dus de moeite waard om te benoemen hoe je het hebben wilt. Begin met één of twee variaties en bouw dat langzaam uit. Uit zichzelf zullen brugklassers vingers opsteken. Dus dat is een mooi begin. Tweede is ook makkelijk: helemaal stil tot ik iemand vraag. Het vraagt wat van leerlingen, maar ook van de docent. Je moet consequent zijn. Zodra degenen het woord krijgen die hun vinger niet omhoog hadden of in de stilte wat roepen, gelden er blijkbaar andere regels.

Bij een brugklas in het begin van het jaar is helder dat ze niet weten hoe jij het hebben wilt, maar ook een derde of zesde klas, moet weten wat wel en wat niet. Ga er daarom niet vanuit dat ze dat weten. Natuurlijk weten ze dat ze niet door de klas moeten roepen, maar heb jij ze dat ooit verteld? En steeds weer herhaald? Want jouw regels zijn anders dan die van jouw collega. Leerlingen zijn volgens mij heel goed in staat om met verschillen tussen docenten om te gaan, maar alle variaties onthouden, is soms wat veel gevraagd.

De instructie is verbaal en kan non-verbaal ondersteund worden. In de loop van het schooljaar is een gebaar voldoende. Het is wellicht een basistechniek, maar het maakt in de praktijk een wereld van verschil.

Hoe dan?

In klas 1, waar leerlingen van verschillende basisscholen bij elkaar komen, maak ik expliciet tijd om te benoemen wat ik van de leerlingen wil zien. De eerste weken intensief, daarna is er regelmatig herhaling. Daar bouw ik het ook langzaam op. In de andere klassen benoem ik de eerste weken hoe ik het hebben wil. Leerlingen kennen de gewoontes binnen de school en kunnen zich dus makkelijker aanpassen aan jouw wensen en instructies. Maar ook daar herhaal ik met regelmaat hoe ik het hebben wil.

Wat als?

Wanneer je onduidelijk bent, ontstaat (uiteindelijk) het recht van de sterkste. De snelle flapuits zullen de overhand krijgen. Degenen die wat langer moeten nadenken of niet zo’n behoefte hebben om voorop te staan, sneeuwen onder. Dit niet goed regelen geeft impliciet de boodschap dat de brutalen de halve wereld hebben en de andere helft niet belangrijk is. Een gevoel dat ik niet wil hebben in mijn lessen. Leerlingen die niet doen wat er gevraagd wordt, nog niet onder de knie hebben, spreek ik daar, in een trajectje van begeleiden naar sanctie, steeds harder op aan.

Slot

Wie je wat vraagt, is niet waardevrij. Wat je wilt zien of horen ook niet. Ga daar bewust mee om. Maak een bewuste keuze over welk gedrag je van leerlingen wilt zien. Pas die keuze aan aan je doel op dat moment. Zorg hierbij dat leerlingen het terechte idee hebben dat ze altijd bij de les moeten zijn en dat hun inbreng van belang is.

De blogposts over dit onderwerp vind je hier


Deze blogpost is geschreven naar aanleiding van de workshop die ik gegeven heb op de MeetUp010 van 19 april 2018. Meer info over de workshop? Laat een berichtje achter.

(1) Lemov, D. (2017, 03 23). Common Opportunities to Build Rigor: Means of Participation. Opgeroepen op 04 13, 2018, van Teach like a champion: http://teachlikeachampion.com/blog/common-opportunities-build-rigor-means-participation/