Je moet het maar kunnen. Je staat voor de klas en wilt leerlingen betrekken door ze vragen voor te leggen. Welke instructie geef je? Wie vraag je? En hoe volg je je vragen op? Voor inspiratie ga ik dan te raden bij Teach Like a Champion, het handboek geschreven door Doug Lemov(1). Het advies liet mij zien dat niets is wat het lijkt. Hoe je er voor moet zorgen dat “weet niet” niet loont.

Centrale gedachte:

Centraal staat dat je wilt dat alle leerlingen meedoen in de les. Dat leerlingen laten zien dat ze betrokken zijn, dat ze hun werk gedaan hebben, dat ze aan het leren zijn. Jij als docent moet laten zien dat iedere leerling telt, dat je het leren van elke leerling nauw volgt en dat je meedoen stimuleert.

Al die positieve woorden kan je ook anders formuleren: je wilt voorkomen dat leerlingen duiken. In een open werksfeer, waarbij “weet ik niet” ook een goed antwoord is, is het ook een uitvlucht. Een makkelijk antwoord om de vraag door te geven naar een klasgenoot. Hoe dan voorkomen dat de leerling verder niet meedoet?

Wat wil je?

Niets is leuker, een vraag en antwoord-spel tussen klas en docent en leerlingen onderling. Vragen, antwoorden en reacties ping-pongen door het lokaal en je hebt het idee: hier wordt geleerd!

Vanzelf kom je bij leerlingen die het allemaal te snel gaat, die niet meegedaan hebben, die het gewoon te lastig vinden, kortom, die het antwoord niet weten. Is dat erg? Nee, zolang je er voor zorgt dat na het “weet ik niet” de oren gespitst blijven.

Zo dus!

Je weet wie je wat gaat vragen, je hebt instructie gegeven, leerlingen weten dus wat er van hen verwacht wordt, je stelt de vraag, en dan? Dan laat je een stilte vallen.

In die stilte hebben alle leerlingen tijd om na te denken. Daarna noem je de naam en krijgt de leerling het woord. Tot die tijd zijn alle leerlingen aan het werk, juist omdat ze nog niet weten of ze het woord moeten voeren of niet. En de wetenschap dat ze wellicht een beurt krijgen, houdt leerlingen scherp. Dus die gedachte moet vastgehouden worden.

Tegelijkertijd wil je een werksfeer waarin het niet erg is wanneer een leerling het antwoord schuldig blijft. Omdat het een lastige vraag is, voor de klas of voor de leerling, om om welke andere reden dan ook. In ieder geval: omdat je een leerling niet wilt “straffen” voor het niet weten. Je wilt door met het wél weten. Dus wanneer het antwoord van de ene leerling niet goed (genoeg) is, ga je door naar de volgende, en de volgende, de volgende, net zolang tot je een compleet en correct antwoord hebt.

In mijn lessen stel ik regelmatig denkvragen. En na een pauze ga ik een aantal leerlingen langs. Een ontwijkend, foutief of half goed antwoord maakt dus dat ik de vraag aan een volgende leerling doorgeef. Die mag het antwoord van de klasgenoot aanvullen, beter maken, afmaken, completeren (enz). Bij een compleet en correct antwoord, vat ik het antwoord samen of vraag ik de laatste leerling dat te doen. Dít is het goede antwoord en benoem ik als het van toepassing is, dat het een gezamenlijke inspanning is.

En daarna, ga ik de leerlingen weer af die het antwoord niet of niet compleet goed hadden. En je laat ze het antwoord wat ze gaven, alsnog aanvullen of verbeteren. Want het goede en complete antwoord is gegeven. Zo ga je heen en weer door de klas.

De aanvulling van Lemov is dat je niet alleen heen en weer, maar ook terug moet. Leerlingen die eerst geen of een (gedeeltelijk) onjuist antwoord gegeven hebben, krijgen nog een keer de beurt. Ze hebben dan de gelegenheid hun eerdere antwoord aan te vullen of te verbeteren. Deze aanpak vraagt oefening. Daarnaast moet je bijhouden wie je gevraagd hebt voordat je het gezochte antwoord gekregen hebt. In een vorige aflevering was er sprake van een lijstje met namen dat langsgegaan werd. Dat is dan nu echt heel erg handig.

Slot

Wie je wat vraagt, is niet waardevrij. Hoewel je waarschijnlijk precies weet wie je het woord gaat geven, weten de leerlingen dat nog niet. Dat zorgt voor een focus op het werk. Door iedereen voldoende tijd te geven om na te denken, hou je iedereen bij de les. Je geeft leerlingen het terechte idee dat ze altijd bij de les moeten zijn en dat hun inbreng van belang is. Dat onderstreep je, door, wanneer het antwoord niet goed (genoeg) is, bij hen terug te komen. Om het gegeven antwoord te verbeteren, aan te vullen, of gewoon alsnog te geven. Leerlingen mogen “ik weet het niet” als antwoord geven op een vraag, maar moeten het antwoord aan het einde van de les wel weten!

Eerdere berichten over dit onderwerp vind je hier.


Deze blogpost is geschreven naar aanleiding van de workshop die ik gegeven heb op de MeetUp010 van 19 april 2018. Meer info over de workshop? Laat een berichtje achter.

(1) Lemov, D. (2017, 03 23). Common Opportunities to Build Rigor: Means of Participation. Opgeroepen op 04 13, 2018, van Teach like a champion: http://teachlikeachampion.com/blog/common-opportunities-build-rigor-means-participation/
(2) Lemov, D. (2016, 11 04). You Have to See Aidan Thomas’ No Opt Out. Opgeroepen op 07 01, 2018, van Teach Like a Champion: http://teachlikeachampion.com/blog/see-aidan-thomas-no-opt/
(3) Lemov, D. (2018, 04 18). Samara Levy: Cold Call + No Opt Out + Retrieval Practice. Opgeroepen op 07 01, 2018, van Teach Like a Champion: http://teachlikeachampion.com/blog/samara-levy-cold-call-no-opt-retrieval-practice/