In een eerder bericht deelde ik het plan om met Retrieval Practice aan het werk te gaan. Een paar weken verder de eerste ervaringen.
Hoe zie ik RP?
Retrieval Practice heeft, als ik het goed begrepen heb, twee werkzame bestanddelen:
- Herhaling. Moeder aller kennis.
- Uit je hoofd. Het gaat er om dat de leerling ontdekt wat nog bestudeerd moet worden. Wanneer ontdekt wordt dat het onderscheid tussen hoogte/zwaarte en -middelloodlijnen nog niet helder is, dan wordt dat opnieuw bestudeerd. De andere onderwerpen in hetzelfde hoofdstuk, kunnen met een gerust hart minder aandacht krijgen.
Zo gaat het in de les
Mijn mentorklas, een 2h klas, die ik ook wiskunde geef, was de eerste die ik aan het nieuwe regime onderworpen heb. Bij de start van het tweede hoofdstuk uit Getal en Ruimte over Vlakke Figuren zijn we elke les gestart met een opgave op de beamer.
Wanneer die afgerond is, wordt de eigenlijke les gestart. De structuur van de les ziet er dan in grote lijnen uit zoals in de afbeelding.
Indachtig de werkzame bestanddelen van RP, heb ik het onderdeel “Uit je hoofd” genoemd. En met de toelichting over het waarom, wordt dit ook redelijk trouw opgevolgd. Leerlingen waren na een paar lessen gewend aan deze manier van werken. Afhankelijk van de soort opdracht, werd er redelijk geconcentreerd tot zeer fanatiek aan gewerkt.
Lesplanning
In de afbeelding staat “Uit je hoofd” er drie keer in. Dit doe ik nu anders. Er zat wel een gedachte achter: de eerste keer is de opgave. De tweede keer is tijdens het zelf werken. Leerlingen hebben dan de gelegenheid om in boek en schrift te zoeken naar uitleg en het juiste antwoord. De les wordt dan afgesloten met een korte bespreking van de uitwerking van de opgave.
Al snel werd duidelijk dat het uitzoeken tijdens het zelf werken niet gebeurde. Leerlingen moeten dan teveel schakelen tussen onderwerpen, ze willen verder met de stof die net besproken is, ze willen hun huiswerk (deels) maken, kortom, ze willen van alles met wiskunde, maar niet met de “Uit je hoofd”-opgave. De startopgave als exit-bespreking is mij nog niet gelukt.
De inpassing in de les is nu, zoals je ziet in de afbeelding (2vwo), dat de opgave bij binnenkomst op de beamer staat, gemaakt wordt en dat de uitwerkingen door leerlingen op het bord gezet worden. Dat laatste is een aanmoediging om de opgave ook echt te maken.
Inpassing in de andere lesactiviteiten
Bij de eerste introductie, maar ook later, heb ik herhaald dat de “Uit je hoofd” opgave overal over kan gaan. Dat geeft de gelegenheid om ook opgaven uit een vorig hoofdstuk of “zomaar” te gebruiken. Het hoeft niet met het huidige onderwerp te maken te hebben.
De keuze van de opgaven is dus vrij, hierbij laat ik mij inspireren door:
- voorkennis die geactiveerd moet worden
- proefwerkvoorbereiding
- herhaling van het onderwerp waar nu aan gewerkt wordt
Bij de bespreking van de uitwerkingen, leg ik vaak uit waarom ik een bepaalde opdracht gegeven heb. Ik meen waar te nemen dat leerlingen daarom de opdrachten ook belangrijker zijn gaan vinden.
Omdat er niet gewerkt wordt voor een beoordeling, kijk ik regelmatig bij leerlingen mee in het schrift of en hoe de opdrachten gemaakt worden. Leerlingen die weinig tot niets noteren, wordt om uitleg gevraagd. “Geen zin” wordt dan niet geaccepteerd, “Ik wist het niet” leidt tot een gesprekje over hoe het hiaat hersteld zou kunnen worden.
Soort opdrachten
Leerlingen vinden een sommetje het prettigst om te maken. Daar wordt fanatiek aan gewerkt en er zijn altijd vrijwilligers om de uitwerking op het bord te schrijven.
In het laatste voorbeeld (1vwo) worden de sommetjes losgelaten: het gaat nu om het kennen van de regels. De sommetjes om de regels mee toe te passen komen direct uit het boek. Met deze opdracht hoop ik de manier van bestuderen van het hoofdstuk te beïnvloeden.
Eén keer heb ik met 1,5 week er tussen, dezelfde opdracht gebruikt. Een aantal leerlingen ontdekten dat en konden de verleiding weerstaan om in het schrift te bladeren. Bij de bespreking bleek dat er nu meer leerlingen waren die de opgave helemaal en correct konden doen. Een soort van “he, het werkt echt” momentje ging er door de klas.
Hoe staat het er nu voor? En wat zijn de tips?
Na een start bij één klas, heb ik deze manier van werken na de Herfstvakantie bij al mijn klassen ingevoerd. Hierbij volg ik de opzet van maken en direct nakijken, waarna de les verder gaat met het thema uit het boek. Opgave, nakijken, klaar. Pats-boem.
Wat gaat er goed?
Waar ik enthousiast over ben, is dat leerlingen het goed oppakken. Dat je iets uit je hoofd moet kennen en kunnen, is nu heel gewoon en sijpelt ook door op andere momenten in de wiskundeles. Meer weg van het eindeloos sommetjes maken waar leerlingen in de onderbouw door gefascineerd zijn.
Voorbereiding kost naar verhouding weinig tijd. Met parallelklassen verdient de investering zich helemaal snel terug. Wil je dit ook gaan doen, doe dit dan bij parallelklassen. Geeft je snel inzicht over wat voor jou werkt. Ik experimenteer vooral bij mijn twee 1vwo klassen.
Waar zitten de verbeterpunten?
Wanneer je niet uitkijkt, kan zo’n opgave veel tijd vragen. Die tijd beter inschatten en daar op sturen, dat is waarschijnlijk een kwestie van ervaring.
Wanneer ik nieuw met een klas hier mee ga starten, laat ik voortaan deze opgaven achterin het schrift schrijven. Ik heb leerlingen daar te vrij in gelaten. Bij het bespreken van de opgaven is het vaak een rommeltje.
Geef een reactie