De naam van deze blog is Onderzoek Onderwijs, en dat wekt verwachtingen. Ondanks deze verwachtingen een beschrijving van iets dat nog onderzocht moet gaan worden: de opkomst van het maker-onderwijs. En daaropvolgend: de coders. Geïnspireerd door een serie van de BBC, worden een aantal maatschappelijke, economische en technologische ontwikkelingen beschreven die bijgedragen hebben aan de opkomst van deze twee bewegingen.
Wellicht blijkt het economie en sociologie van de koude grond te zijn, maar elke goede wetenschappelijke theorie start met een vermoeden. En sinds het repliceren van onderzoek geen wetenschappelijke zelfmoord meer is, is wellicht het falsificeren dat binnenkort ook niet meer.
Makers en coders
Plotseling waren ze er: docenten die pleiten voor onderwijs-inhoud gericht op het zelf maken van enerzijds spullen, anderzijds computerprogramma’s. Plots ook pagina’s in de Volkskrant waarin hoog opgeleide journalisten vertellen hoe met behulp van een soldeerbout, een Rasberry Pi en een breadboard de grappigste dingen maken. Drie jaar geleden had nog niemand bedacht dat dit een onderwerp zou kunnen zijn, laat staan dat dit main-stream zou kunnen zijn.
Tegelijkertijd, in een universum niet ver weg
In dezelfde krant, een paar (digitale) pagina’s verwijderd, berichten over de prijzenslag bij de bouwmarkten. Sinds de kredietcrisis 2008 gaat het slecht in deze branche. En, anders dan verwacht, helpt de aantrekkende huizenmarkt niet in het herstel bij de bouwmarkten.
Eigen waarneming: op een zaterdag, begin van de middag, “even” drie bouwmarkten aandoen om verschillende zaken in te kopen gaat anno 2015/2016 behoorlijk snel. Geen lange rijen bij de kassa, vriendelijk en zéér behulpzaam personeel, alles gericht op het daadwerkelijk realiseren van de omzet. Contrast: de winkelroute wordt afgesloten bij IKEA Amersfoort: daar alle kassa’s open en lange rijen.
Wat knoopt deze ontwikkelingen aan elkaar?
“Back in time for the weekend”
In het eerste kwartaal van 2016 zend de BBC de serie “Back in time for the weekend” uit. Deze edutainment-serie probeert de ontwikkeling van vrije tijd door de decennia heen voor een gewoon gezin inzichtelijk te maken. Elke aflevering beslaat 10 jaar (1950-1959, 1960-1969 etc). Bron voor deze serie is het meerjarig onderzoek dat gedaan is naar het uitgavenpatroon van de Engelsen in de tweede helft van de 20e eeuw. Uitgaven aan eten, gordijnen en later aan ICT, blijkens de gedetailleerde onderzoeken, zijn vertaald naar het dagelijks leven van een gemiddeld gezin (man, vrouw, meisje, jongen).
Op 8 maart 2016 wordt de serie afgesloten met een vooruitblik. Hierin wordt stilgestaan bij de makers-beweging. Vader en zoon gaan een werkbank in elkaar zetten, samengesteld uit 3D-geprinte koppelingen en vuren balkjes die op maat gemaakt moeten worden. In de aflevering constateert vader dat hij nooit in een bouwmarkt komt en constateert zoon dat hij alleen gedurende de serie iets van doe-het-zelven geleerd heeft. Klusjes in en rond het huis werden, aldus vader, opgespaard totdat het uit kon om een klusjesman te laten komen. Welke ontwikkelingen liggen hier onder?
Aanleiding 1) Beschikbaarheid van arbeid
Na de oorlog was Europa in wederopbouw. Er was een tekort aan arbeidskrachten. Zodra de wederopbouw op gang kwam, was er volledige werkgelegenheid en ontstond er zelfs een tekort aan arbeidskrachten. Er was dus geen aanbod van professionele klusjesmannen.
Aanleiding 2) Beschikbaarheid van vrij besteedbare tijd
Klussen in en om het huis vragen tijd naast de uren die besteed worden aan werk. Vrije tijd ontstaan wanneer a) de arbeidsduur per week teruggebracht wordt en b) apparaten werk in en om het huis overnemen en c) de beschikbare vrije tijd niet aan andere zaken wordt besteed.
Aanleiding 3) Beschikbaar vrij besteedbaar inkomen
Na de oorlog was er weliswaar (bijna) volledige werkgelegenheid, maar de geleide loonpolitiek voorkwam hoge lonen en beperkte daarmee het vrij besteedbaar inkomen.
Aanleiding 4) Lage vervangingskosten
Materiaalschaarste en beperkte koopkracht zorgde er voor dat meubels en apparaten duur in aanschaf waren. Hierdoor was het lonend om te repareren in tegenstelling tot tot vervangen.
Vier grootheden
Deze vier aanleidingen interacteren, belemmeren en/of versterken elkaar, maar waar dit toe leidt wordt duidelijk wanneer de na-oorlogsje jaren (+/- 1950) naast het heden (+/- 2015) worden gezet:
1950
In een gemiddeld huishouden werkt de man, vrouw en dochter zijn druk met het huishouden. Immers, nog geen stofzuiger, afwasmachine, wasmachine etc etc. Lonen zijn laag, maar iedereen heeft werk. Materiaalschaarste maakt dat onderdelen vervangen goedkoper is dan een unit vervangen. Het gemiddelde gezin woont in een huurhuis.
Vrije tijd wordt besteed aan lezen, spelletjes, kerkgang, bezoek aan de kroeg.
Arbeid is, met instemming van de vakbonden, staats-gereguleerd: het land moet opgebouwd.
Typisch beeld uit de serie: vader legt een deurbel aan door met een handboor een gaatje in het kozijn te boren, snoer te trekken en de batterij en bel aan te sluiten.
1980
De eerste loongolven zijn voorbij. Het vrij besteedbaar inkomen stijgt. Er is beperkte werkloosheid. Ook de vrouw des huizes krijgt een klein baantje. De was gebeurt met een wasmachine, stofzuiger en stromend warm water maken het huishouden eenvoudiger. Er is een (kleuren) televisie die ’s avonds op twee netten uitzendt. Overheidsprogramma’s gericht op het vergroten van het eigen-huis bezit hebben effect (premie-A koopwoningen!). Massaproductie uit China maken veel spullen goedkoop. Krediet draagt verder bij aan omvangrijke koopkracht.
Vrije tijd wordt besteed aan lezen, buiten spelen, tuinieren, “dagjes uit” etc. En aan klussen in en om het huis.
Als nasleep van de na-oorlogse geleide economie, is arbeid nog sterk gereguleerd. Werktijden, tarieven liggen vast. Overheid en vakbonden houden elkaar klem.
Typisch beeld uit de serie: ouders behangen de woonkamer opnieuw, nu het huis niet meer gehuurd is, kan dat eindelijk.
2010
De bankencrisis heeft grote gaten geslagen in de samenleving. Degenen die steeds aan het werk geweest zijn, hebben relatief weinig gemerkt van de bankencrisis. Een aanzienlijk deel van de werkenden zit thuis of “kiest” voor het bestaan als zelfstandige. Dalende grondstoffenprijzen maken veel producten zo goedkoop dat bij storingen reparatie economisch niet verstandig is.
Massaproductie uit China, India en andere landen, veroorzaakt een race naar de bodem voor producten. Dalende transportkosten dragen bij aan lage prijzen.
Invoering van breedband internet, heftige concurrentie op de telecom-markt maakt dat iedereen 24/7 online kan zijn.
Krediet is, onlangs de lage rentestand, schaars. Grote investeringen zijn daarom voor velen niet mogelijk.
De zzp-ontwikkeling maakt dat in sommige sectoren de prijs voor arbeid enorm daalt.
Typisch beeld uit de serie: het hele gezin, verspreid over verschillende kamers, interacteert individueel met een device.
Waar ontstaat de maker & coder beweging?
Ergens na 2010 ontstaat de notie dat zelf dingen maken, al is het maar het zelf in elkaar zetten van een IKEA-pakket bijdraagt aan geluk, inzicht, welzijn. Kort daarna ontstaat het inzicht dat we niet meer weten wat computers doen, hoe ze werken en hoe we ze kunnen beïnvloeden.
De roep om ontwerpen en maken van spullen of software op te nemen in het onderwijs is hiermee geboren. Om er een datum aan te plakken: de maker-beweging werd voor mij zichtbaar in augustus 2014. De coder -beweging een jaar later, augustus 2015.
Beeld uit de serie: vader en zoon zijn samen bezig om een haard-ombouw te maken. Beiden vertellen naderhand dat ze samen klussen als “quality-time” ervaren hebben. En dat ze anno nu, die quality-time missen, en de tijd niet hebben omdat ze hun tijd besteden aan devices.
Het zijn deze ouders (vaders en moeders) die in hun jeugd, druk geweest zijn met zelf klussen en programmeren, die anno nu, de maker & coder beweging vorm en inhoud geven.
En eh.. techniekonderwijs en leren programmeren?
In het begin van de Middenschool was er ruimte voor het vak techniek. Op veel scholen bestaat het nog, maar het is geen verplicht onderdeel meer van de onderbouw. Het techniekonderwijs was gericht op die leerlingen die zouden doorstromen naar het technisch vervolgonderwijs. De gymnasiast moest dat ook hebben, “omdat dat handig was”. Net zoals de techniek-leerling drie vreemde talen moest leren.
Maker-onderwijs richt zich, voor zover ik kan zien, op het oplossen van dagelijkse problemen dmv techniek. Micro-computers en 3D printers zijn hierbij high-tech hulpmiddelen.
Leren programmeren is in de begintijd van de computer, op veel scholen een buitenschoolse activiteit geweest. Het is daar dan ook bij gesneuveld. Daarnaast werden computers steeds meer zodanig ingericht dat je als gebruiker niets meer kan (vergelijk Windows 3.1 en Windows 10 wat betreft “achter de schermen” instellingen).
Programmeren bestond toen uit regels schrijven. Thans is dat deel van programmeren grotendeels afgeschermd en daarmee voor leken veel toegankelijker. Een kind kan een app programmeren.
Grote verfstreken
De hiervoor beschreven ontwikkelingen hebben, aldus de BBC, bijgedragen aan de maker-beweging. Ik heb er zelf de coder-beweging bij gezet. Of de grote verfstreken kloppen, of er geen zaken ontbreken, voor Nederland toch niet van belang zijn, net in een ander tempo gegaan zijn etc, is m.i. zaak voor een goede geschiedenisstudie.
Slot
In deze bijdrage probeer ik het ontstaan van de maker- en coder-beweging te verklaren. Ik ruil graag mijn opvatting hierover in voor een betere.
Ondertussen is heden, medio maart 2016, de maker-beweging zichtbaar en aan een opmars bezig. Voor mij is Arjan van der Meij @arjanvandermeij dé persoon die de maker-beweging op de kaart gezet heeft. Waard om zijn activiteiten te volgen!
Afbeelding: BBC-website.
Geef een reactie