Scholen, verenigd in Samenwerkingsverbanden, geven invulling aan Passend Onderwijs. Eén van de middelen hierbij, zijn de handelingsplannen. Hierin staat beschreven wat er in het onderwijs moet gebeuren om ervoor te zorgen dat een leerling met een extra begeleidingsbehoefte het onderwijs succesvol kan doorlopen. Veelal papieren tijgers, kan het natuurlijk ook anders. Een bericht over hoe het in het VO zou kunnen.

Wanneer je naar de dokter gaat, worden er achtereenvolgens drie fasen doorlopen: de anamnese, de diagnose en de therapie. In de eerste fase word je het hemd van het lijf gevraagd. In de tweede wordt er besproken wat er aan de hand is en daarna volgt de therapie. Een leerling in het gewone onderwijs die extra begeleiding nodig heeft, doorloopt deze fasen ook. In het VO heb je dan veelal te maken met leerlingen die met een dik dossier binnenkomen waaruit blijkt dat de eerste twee fasen afgerond zijn en dat men aan het werk is met de derde fase. Beschreven is dat er RT geweest is, begeleidingsgesprekken enz enz. Netjes volgens een cyclus: plan maken, evalueren, bijstellen en dan weer verder.

Veel VO-scholen richten dit zo in dat het papierwerk bij de zorgcoördinator terecht komt. Die leest de anamnese, de diagnose en de afgeronde handelingsplannen uit voorgaande jaren en stelt voor het vigerende of komende schooljaar een nieuw handelingsplan op. Menig zorgcoördinator zucht onder deze papierstroom. Vooral omdat bij bezoeken door de onderwijsinspectie, deze handelingsplannen nogal eens extra aandacht krijgen.

Hoe het anders kan, bleek bij een bezoek van een inspectieteam op één van de VMBO-locaties van de scholengroep waar ik werkzaam was. Daar bestudeerden twee inspecteurs wat dossiers en hebben vervolgens twee leerlingen de hele dag gevolgd. Ze gingen kijken of wat er beschreven was in het handelingsplan ook zichtbaar was in de les.

Wanneer je zo naar een handelingsplan kijkt, en waarom niet, moet het handelingsplan (of het onderwijsontwikkelperspectief), het handelen en nalaten van de docent en de leerling beschrijven. Het is dus voorschrijvend, prescriptief. Hoewel het vaak handig is om de diagnose te weten, is dat in het VO vaak niet echt noodzakelijk. De beschrijving, de descriptie, is “nice to know” voor de docent.

Om een indruk te geven van wat er dan kan staan:

  • Huiswerk elke les controleren.
  • Nagaan of de instructie voor de activiteiten begrepen is.
  • Mag niet naast … zitten / Werkt het beste met …
  • Extra tijd geven bij toetsen.
  • Werkt met laptop.
  • Bij woede-aanval op de gang zetten en moeder laten bellen.
  • Werkt altijd alleen.
  • Moet opgaven hardop lezen. Evt op de gang laten doen samen met …

Geen schokkende aanwijzingen, maar voor een ADD-er, ADHD-er, autist, en dyslecticus allemaal aanwijzingen die effectief kunnen zijn.

Zodra er een aanwijzing is over hoe met een bepaalde leerling om te gaan, heeft dit effect op de klas. Het roept op zijn minst vragen op. Zodra er in de klas een leerling met een handelingsplan is (en dat is in bijna alle klassen zo!), moet er een plan voor de klas waarin er een context gecreëerd wordt zodat het handelingsplan kans van slagen heeft.
Zo had in één van mijn klassen een leerling een concentratiestoornis. De effectieve aanpak bleek te zijn door de leerling achterin de klas te zetten. Dan kon hij de klas overzien, zag wat er waar gebeurde en kon dan daarna vrij vlot weer verder. Klassenplan: er is een plattegrond waarin leerling X achterin zit. Handelingsplan: reden voor plaatsing achterin bespreken met de leerling en evt helpen herinneren. Dat de leerling ADHD heeft, medicatie en gedragstherapie krijgt, allemaal boeiend, maar voor een goed verloop van de lessen niet van belang. Tussentijdse evaluatie gaat dan over of deze aanwijzing uit het handelingsplan opgevolgd wordt (door leerling én docenten) en of deze nog noodzakelijk is. Niet meer, niet minder.

Zo past een handelingsplan op één kantje A4. Wanneer je zo naar handelingsplannen kijkt, valt op dat veel acties terug te voeren zijn op een beperkt aantal handelingen. Door ze te bespreken met de leerling en deze daar ook mede verantwoordelijk te maken, wordt ook duidelijk dat het er veelal niet om gaat dat er voor de leerling gezorgd wordt, maar dat deze iets uitgebreider begeleid wordt. Woordenspel, waarin duidelijk wordt dat ook de leerling een eigen verantwoordelijkheid heeft.

Wanneer een aandoening of handicap bij een leerling niet leidt tot een actie bij leerling of docent, anders dan bij de klasgenoten, is een handelingsplan dus overbodig.
Ook omgekeerd: wanneer bij een leerling een consequente aanpak besproken en vastgelegd wordt, is er feitelijk sprake van een handelingsplan dat (uiteindelijk) zou moeten leiden tot aanvullende financiering door het Samenwerkingsverband.

Door de handelingsplannen in de context van een plan voor de klas te zien, kunnen ook tegenstrijdigheden onmogelijkheden zichtbaar worden. Zo kreeg ik als docent bij een rapportvergadering bij meer dan 6 leerlingen te horen dat ze voorin moesten zitten. In het lokaal waar ik lesgeef is er voorin plek voor 6, niet voor 7 of 10. Dan moet er een andere oplossing komen (en die kwam er ook).
Het kan natuurlijk ook zijn dat de samenstelling van de klas een zodanige belemmering is, dat een plan niet kan slagen. Hoewel vervelend voor betrokkenen, is dat inherent aan de werkwijze. Een plan kan mislukken. Dan moet het bijgesteld. En een onderdeel van de bijstelling kan zijn: wij zijn als school niet in staat deze leerling goed te begeleiden. Dan is het Samenwerkingsverband weer aan zet en moet er een andere school komen voor deze leerling.

Een kort, concreet geformuleerd handelingsplan van maximaal een A4, kan dat wel? Er moeten toch pakken papier ingevuld? Met de introductie van Passend Onderwijs is de extra financiering van leerlingen met een extra begeleidingsbehoefte komen te liggen bij de Samenwerkingsverbanden. De schoolbesturen vormen het bestuur van dat Samenwerkingsverband. Het is aan het eigen schoolbestuur om de administratieve last in het bestuur van het Samenwerkingsverband aan de orde te stellen. De wet stelt geen eisen aan de vorm van het handelingsplan, en al helemaal niet aan de omvang.

Een docent die elke lesdag weer een parade aan klassen ziet langstrekken, heeft behoefte aan aanwijzingen die haalbaar en concreet zijn. Die aansluiten bij de algemene didactische kennis, de vakdidactiek van het eigen vak en geen studie Special Educational Needs verlangen. Alleen dan heeft een handelingsplan kans van slagen in het VO.