Iedere heeft het wel een keer meegemaakt: je stelt een vraag aan een leerling en het enige wat je terugkrijgt zijn hertenogen en “ik weet het niet”. En je angst ziet. Angst om af te gaan, angst om het foute antwoord te geven, angst omdat de leerling door heeft dat de voorbereiding niet goed genoeg was, kortom, angst om te falen. Met dit krachtig beeld start Fear. En gaat vervolgens iets meer dan 355 pagina’s vertellen hoe dat aangepakt is. En welke ontwikkeling doorgemaakt is. Fascinerend.

Het boek

Vooraf

Het boek is zo’n 350 pagina’s, acht hoofdstukken verdeeld in twee delen. Vlot geschreven, verwijst op een prettige manier naar eindnoten en naar literatuur. Het lettertype had wat beter leesbaar gekund, maar waarschijnlijk ben ik de enige die daar wat van vind.

The learning to learn paradox

In mijn studententijd was ik actief in de NCSV en later in Vereniging Anderwijs. Voor op de golf, organiseerden we bijspijkerkampen. Een week in de vakantie stof herhalen en vooral “leren leren”. Of dat effect gehad heeft weet ik niet, maar 30 jaar later, blijft het trekken: hoe kan je leerlingen leren leren? Het boek begint allereerst met het bespreken van verschillende (Engelse) initiatieven om dit in het schoolse curriculum onder te brengen. De grote lijn: het helpt niet, maar werkt ook niet tegen. Maar het is eigenlijk de moeite niet waard. Hoofdstuk 3 giet dit in een soort rechtbankverslag, waarin de verschillende pro en contra-argumenten tegenover elkaar gezet worden.

The learning to learn curriculum

In de hoofdstukken hierna, wordt het project waar de auteurs aangewerkt hebben, uitgebreid beschreven. Opvallend vond ik de notie dat je succes krijgt door allerlei kleine dingen te tweaken. Of je kampioen voetbal wordt (vrouwen, Engeland), hangt ook af van de kwaliteit van de matrassen in het hotel, de rust en de regelmaat in hetzelfde hotel. Kortom, alles maakt uit. Vanuit persoonlijke ervaringen worden er vervolgens een hele serie elementen van een Leren Leren Curriculum besproken. Die zijn in te delen in categorieën:

  • Structureel. Waarschijnlijk hét onderdeel van het boek waar als eerste naar gekeken wordt: hoe organiseer je dit? Antwoord: je geeft het programma om te beginnen drie lesuren per week, daarna kan het wat minder. Maar uiteindelijk in drie schooljaren ongeveer 400 lesuren. Dat moet je maar durven. Vervolgens vraagt het een projectgroep van docenten die het programma ontwerpen en uitvoeren. Zodat bij de uitvoering de intentie bekend en doorleefd is. En dat doe je dan in wat bij ons groep 8, klas en en klas 2 is. Wat je bespreekt, afspreekt en inzet, doe je in de drie lesuren, maar komt ook terug bij de andere vakken. Termen, aanpakken, routines, alles op een soortgelijke manier, de hele school door.
    Door omstandigheden wordt één schooljaar een ander docententeam ingezet voor dit programma. De opbrengsten dalen. Het staat of valt met het team.
  • Spreekvaardigheid (Oracy). Toen ik dit deel las, was ik net getuige geweest van een leerling die zich onheus bejegend voelde. Dat komt natuurlijk wel vaker voor, maar wat mij opviel, was dat hij er niet de woorden voor had. En dat tot een emotionele uitbarsting leidde. Jezelf kunnen uitdrukken in goedgekozen woorden, met klasgenoten het gesprek aan kunnen gaan, meningen kunnen verwoorden en onderbouwen met feiten, spreekvaardigheid op zijn breedst. En dat zie je dat ook terug in bij het houden van presentaties, schriftelijke verslagen etc.
  • Metacognitie. Hoe leer ik eigelijk? Hoe werken de hersenen, wat zijn slimme studeermethodes, wat niet? Wat betekenen al die instructies die de docenten geven, hoe verwerk ik die, hoe ga ik daar mee om. Door leerlingen regelmatig te laten reflecteren op hun leren, krijgen ze hier ook grip op.
  • Zelf-regulatie. Dit gaat dan over groepswerk, samenwerken, autonoom handelen, zelfstandigheid, jezelf organiseren (If you fail to prepare, you prepare to fail).
  • Overige goede ideeën. Alles wat niet in de andere categorieën past, o.a. leren typen, redeneren, drogredenen herkennen etc.

En dat alles via projecten, opdrachten, individueel of in groepjes in een heterogene groep. Het wordt allemaal uitgebreid beschreven. Wat hierbij verfrissend is, is dat er af en toe ook bij staat: dit hebben we gedaan, maar gaan we niet weer zo doen. Enerzijds wordt er dan een getrouw verslag gedaan, anderzijds weet je dan ook wat er kan mislukken.

The evidence

Het hoofdstuk met alle kleine en grote interventies is een caleidoscoop aan ideeën. Maar werkt het ook. Kort door de bocht: ja. Leerlingen scoren op de (Engelse) benchmarks over taal en wiskunde beter dan de controlegroep. Ondanks het feit dat ze minder vakles gehad hebben in die vakken. Opvallend hierbij is dat de goede leerlingen (op basis van de entreegegevens) goed blijven scoren maar dat de zwakke leerlingen stijgen. Het verschil tussen de zwakke / sterke leerlingen neemt significant af, zonder dat dat ten koste gaat van de zwakke leerlingen.

Tot slot

Het boek wordt afgesloten met een kritische beschouwing over het gerapporteerde. Zijn er alternatieve verklaringen voor de verbeterde resultaten? Is er een bias die de resultaten verstoort? Auteurs komen tot de conclusie dat dat niet, of niet ernstig, het geval is.

Conclusie

In de conclusie wordt teruggegrepen op de start: de angst. Hierbij wordt ook de angst van docenten betrokken. Die hebben dezelfde vragen. Doe ik het wel goed, doe ik de leerlingen niet te kort, wat heeft dit voor consequenties voor mijn baan, mijn positie in het team etc. Om maar duidelijk te maken dat docenten hun werk goed willen doen. En dat ook die angst bestreden moet worden.

Terugblik

Fear resoneerde al een poosje in de socials. René Kneyber en Valentina Devid hadden het er over in hun podcast (en hadden (lang daarna) de auteur ook op bezoek). Dat gaf mij het laatste zetje. Waar ik erg enthousiast van word, is de opbrengst voor de zwakke leerlingen. Die groeien zonder de sterke leerlingen tekort te doen. Dat verdient alle lof, aandacht en navolging.

Dat hierbij uren van vaklessen ingeleverd zijn, bleek voor de resultaten van de school niet uit te maken. De andere benadering van deze leerlingen leidde tot betere resultaten in minder tijd. Dat verdient ook alle lof, aandacht en navolging. Immers, we hebben de tijd op school te leen van de leerlingen. Die moeten we dan ook niet verspillen.

Waar ik nogal wat beren op de weg zie, is de implementatie op een Nederlandse school. Wie durft het experiment aan? Wie kan de onderbouw lang (we schuiven het een jaartje op), de rug recht houden en de gesel van de publieke opinie trotseren? Want het is wel de rapportage van een succesvolle interventie, maar het is volgens mij nog niet echt evidence-based of zelfs maar evidence-informed. Hangt het niet teveel af van de initiatiefnemers? Is er niet het risico op een “toxic mutation”?

Zou ik het willen als docent willen doen, willen dragen? Het komt tien jaar te laat voor mij, maar anders: zeker. de beloofde opbrengsten zijn positief genoeg. Zou ik het kunnen? Met de juiste collega’s zeker. Kan het in Nederland? Ik denk niet dat er een school(bestuur) is, dat dit aandurft. En dat is erg jammer, voor onze leerlingen.

 

Mannion, J., & McAllister, K. (2020). Fear is het mind killer: Why learning to learn deserves lesson time—And how to make it work for pupils. (1ste dr.). John Catt Educational.