Drie keer recht is scheepsrecht. Ik ben drie keer begonnen in Teach en nu bij de derde editie heb ik het ook echt uitgelezen. Samen met een groep collega’s op de school waar ik werk hebben we ons er doorheen geploegd. Is de eerste Nederlandse editie nog rond de 180 pagina’s, de derde is 440 pagina’s. En dan is er nog in gesneden. Hoe kijk ik er op terug?

Praktijkgedreven

Het startpunt van Teach, zoals verwoord en beschreven door Lemov is eenvoudig. Je ziet aan de resultaten dat sommige scholen en binnen de scholen, sommige docenten goede resultaten halen. En je gaat kijken wat die docenten doen. Observeren. Filmen, analyseren, bespreken etc. op jacht naar de essentiële technieken die deze docenten toepassen. Dan krijg je dus een lijstje met best-practices. Menig (goede) docent denkt dan “dat doe ik al, waardeloos boek”, maar het gaat juist om scherp te krijgen én over te dragen, welke technieken een goede docent gebruikt. Met een groot woord is hier sprake van pre-wetenschappelijke kennis. Een aanpak die ook bij deze derde editie gebruikt is. Niet dat er nieuwe filmpjes gemaakt zijn, maar ze zijn wel opnieuw geanalyseerd.

Leertheorie & Voorbereiding

De derde editie start in hoofdstuk 1 met een verhandeling hoe mensen leren. Hoofdstuk twee geeft dan uitgebreid aandacht voor de lesvoorbereiding. Deze twee thema’s stonden in de tweede editie af en toe bij de technieken zelf en worden nu apart en in samenhang besproken. Opvallend hierbij is de aandacht voor de mentale belasting van de docent. Indachtig dat alles wat er opgeschreven wordt, niet onthouden hoeft te worden, worden bespreekt Lemov de dubbele planning, het standaardiseren van materialen etc. Lemov zet hier naar mijn mening de standaard, in ieder geval voor een beginnende docent.

Technieken

Lemov noemt de acties, de gewoontes, de handelingen die hij geïsoleerd heeft en beschreven, technieken. Daarmee wil hij aangeven dat het geen kunstjes zijn, maar vaardigheden die iedereen kan leren, los van wat “talent” genoemd wordt. En door de technieken een naam te geven, kunnen ze ook besproken en zelfs onderzocht worden.

Bekende technieken, zoals het geven van een beurt in de klas, worden uitgebreid, en ook gedetailleerd besproken. Hierbij wordt zichtbaar dat Lemov jaren aan expertise en uren aan discussie onder collega’s samen neemt, structureert en er ook, met argumenten, positie in kiest. Het is duidelijkheid die verfrissend werkt.

Niet alle technieken zijn voor alle schoolvakken van belang. Het hoofdstuk over het inoefenen van schrijfopdrachten is voor mijn wiskundelessen niet belangrijk. Maar het geeft wel een kijkje over de schutting: dit is de vakdidactiek van een vak waarin formuleren in zinnen en paragrafen van belang is.

Gaandeweg het boek, gaan de technieken wel over in kunstjes, in niet- of minder overdraagbare vaardigheden. Worden de technieken meer afhankelijk van het talent van de docent. Lemov lost dit op door de filmpjes die het boek ondersteunen, uitgebreid te bespreken. Daarmee laat hij wel zien wat de techniek is, maar niet hoe die zelf te proberen, aan te leren. Hier vliegt naar mijn mening de Nederlandse vertaling uit de bocht. Juist de besprekingen van de filmpjes zijn geschrapt. Terwijl de tekst van Lemov juist duidelijk maakt waar op gelet moet worden bij het bekijken en hoe hij hetgeen waargenomen is, begrepen moet worden.

Door de technieken te isoleren, ontstaat in het boek wel een probleem: hoe technieken die nauw samenhangen afzonderlijk te bespreken? Het meest duidelijk wordt dat bij de “Culture of error”, een werksfeer in de klas waarin fouten maken mag, ieders inbreng gewaardeerd en er daardoor veel geleerd wordt. Lemov verwijst hierbij eindeloos vooruit naar Cold Calling, techniek nummer 34.

Dictatuur

De technieken versterken de positie van de docent in de klas. In de derde editie wordt hierbij regelmatig geciteerd uit naar Running the room van Bennett (2022), wat bij elkaar een beeld oplevert van een docent in een lokaal met leerlingen die niet anders kunnen of mogen dan doen wat er gezegd wordt en blind gehoorzamen. Daarnaast verwijst Lemov naar Expliciete Directe Instructie, met de nadruk op een kennisrijk curriculum. Nog meer “doe dat de docent zegt” Opgeleid tot gehoorzame arbeiders in dienst van het bedrijfsleven.

Lemov bespreekt deze kritiek een paar keer. Allereerst haakt hij aan bij Bennett die stelt dat de orde in de klas zodanig moet zijn dat de zwakste leerling tot leren komt. Lawaaiige, onrustige leerlingen mogen niet de gang van zaken in de klas bepalen. Dat betekent niet dat leerlingen als poppen in de stoeltjes moeten zitten, maar wel dat er orde en voorspelbaarheid moet zijn, in dienst van het leren. En dat ziet er bij een literatuurles Nederlands anders uit dan bij een practicum Scheikunde, een gymles of een les Drama. Het zijn juist de technieken van Teach die bijdragen aan het richten van de aandacht op de les. Bennett stelt dat meedoen in de les de norm is, Lemov laat zien hoe je deze norm omzet naar lesactiviteiten. Leerlingen ervaren hiermee dat verschillende situaties verschillende regels hebben en die regels kennen, herkennen en naleven of juist bewust negeren een keuze is.

Schoolmaken

Wat in de eerste editie een praktijkgedreven boek was, heeft zich ontwikkeld tot een standaardwerk dat aanhaakt bij de cognitieve stroom in het onderwijsdebat. Onderwijs gaat over kennis, vaardigheden in een ordelijke omgeving met focus op leren en resultaat. Deze focus wordt in de tekst duidelijk door de verwijzingen naar relevant onderzoek. Had de tweede editie een enkele literatuurverwijzing, deze editie is rijkelijk voorzien van verwijzingen. Naar mijn mening krijgt deze editie hierdoor meer gewicht. De persoonlijke schrijfstijl contrasteert hier dan weer wat mee.

Drijfveren

Bij de presentatie van de vertaling van de tweede editie in juli 2016 heb ik Lemov horen spreken over zijn drijfveren bij het schrijven van het boek. Drijfveren die hij in die tweede editie in het voorwoord en inleiding uitgebreid bespreekt. Het komt neer op: kansrijk onderwijs voor iedereen. Omdat het kinderen kansen geeft, omdat het voor de samenleving als geheel van belang is. Een democratie kan niet functioneren met burgers die niet kunnen lezen, rekenen en een behoorlijk betoog schrijven. Woorden geschreven in de periode dat Trump zijn eerste verkiezingscampagne voerde en die toen bij mij grote indruk maakten. Dat hij dat doet als bestuurder van een not-for-profit private onderwijsinstelling doet daar volgens mij niet aan af. Idealen die buiten de maatschappelijke kaders vallen, zijn gedoemd te mislukken. Ik zag op die presentatie Lemov benoemen wat in Nederland het verheffingsideaal heet.

In de derde editie krijgt dit verheffingsideaal een andere invulling. Basisvaardigheden zijn nog steeds noodzakelijk, maar het politiegeweld tegen gekleurde mensen en MeToo maken dat de verheffing breder gezien moet worden. Leerlingen uit een omgeving met achterstand behoren immers vaker tot een minderheidsgroep, komen niet uit een milieu met zeven vinkjes.

Tot slot

Toen ik rond eind 1999 besloot voor de klas te gaan staan, kreeg ik van collega’s adviezen als “je moet ze kort houden”, “zorg dat iedereen aan het werk is”. Later, als schoolleider op een VMBO sprak ik met docenten over hoe zij hun lessen vorm en inhoud gaven. Zij maakten mij duidelijk dat wat ik zelf ontdekt had, niet altijd slim was. Dat het anders kon en dat daardoor de lessen beter gaan lopen en leerlingen dus meer leren. Teach Like a Champion gaf mij, toen ik weer voor de klas ging staan, antwoord op de vraag “hoe dan?”. Door docentgedrag uit te pluizen en te reduceren tot instructies die ik kon proberen.

Nu, acht jaar proberen, analyseren, discussiëren en veel lesgeven later, kan ik niet anders dan concluderen dat Teach mijn manier van lesgeven sterk heeft beïnvloed. En niet met groots & meeslepende acties, maar gewoon, door mijn vragen aan de klas anders in te richten. Door tijd anders te gebruiken, door leerlingen andere instructies te geven. Kortom, door de vaardigheden die bij een ambacht horen, ambachtelijk in te zetten.

Deze derde editie is daarbij beter dan de tweede. De (wetenschappelijke) onderbouwing is beter. De details, die je als ervaren docent soms over het hoofd ziet, staan er in. En met meer focus op waarvoor je het doet: voor de leerling. Ongeacht afkomst. En met oog voor je eigen gezondheid als docent.