Op 2 februari van de Bildungkalender 2017 verwijst Dolf Janson naar de Franse pedagoog Meirieu. Deze heeft het over “De dodelijke werking van classificatie”, aldus Janson. De neiging om indelingen te maken en te kijken naar gemiddelden zou dienen om afwijkingen op te sporen, mensen uit te sluiten en hiërarchieën in te stellen en te handhaven. Janson vult aan met: “Democratische systemen past het niet om mensen in ‘soorten’ in te delen” en op basis van gemiddelden te voorspellen wat er gaat gebeuren. Het zou leiden tot totalitaire regimes zoals die geweest zijn in de USSR en Nazi-Duitsland. Janson sluit af met “Etiketten belemmeren de omgeving (..) de leerling te zien zoals hij/zij zou kunnen zijn (..).”
Tegen dit betoog van Janson is wel wat in te brengen. Met het m.i. met instemming citeren van Meirieu, die het classificeren van mensen ondemocratisch en risico-vol vindt, sluit hij aan bij de “glijdende schaal” argumentatie van Meirieu. Classificaties zijn slecht omdat ze misbruikt zijn in totalitaire regimes. Het glijdende schaal argument: een erkende drogreden.
Classificaties zouden ook niet bij een democratie passen. Hoe een democratie, of welke andere samenleving dan ook, zonder classificaties er uit zou moeten zien, kan ik mij niet voorstellen. De mens, wij mensen, classificeren altijd: je bent een man of een vrouw, of ergens iets daar tussenin. Je hebt rood haar, blond haar of geen haar. En dat zijn nog maar de eenvoudige classificaties. En het feit dat we ons leven zo structureren, maakt het leefbaar. Voorspelt hoeveel kappers er nodig zijn, hoeveel kleding er in dames- of herensnit gemaakt moet worden.
Dit zijn waarschijnlijk de classificaties die noch Meirieu noch Janson bedoelen. Zij ageren tegen classificaties als CITO, IQ en DSM. Want hoe iemand was, zegt niks over wat iemand kan bereiken, aldus Janson. En het is juist dat argument dat het belang van standaard-testen en de daaruitvolgende classificaties onderstreept maar ook weerlegt. In de omgang met onze medemens, doen wij steeds waarnemingen. Deze waarnemingen stellen ons in staat de (nabije) toekomst te voorspellen. Dezelfde stroom dagelijkse waarnemingen ontneemt het zicht op wat daar buiten ligt. Wanneer in mijn klassen, een leerling altijd trouw schoolwerk maakt, ga ik er bij een volgende les van uit, dat dat wel weer het geval zal zijn. En dan mis ik het moment dat de leerling stopt met schoolwerk maken. Want het is die extrapolatie, die indeling, die ons leven enerzijds dragelijk maakt maar die ons ook hindert om te zien wat er ook nog mogelijk is. Ageren tegen het een, verwerpt tevens het andere.
A.D. de Groot, de ontwikkelaar van de eindtoets basisonderwijs, heeft dit proces en het gevaar daarvan voor onze samenleving uitgebreid beschreven[1]. De basisschoolleerkracht die, om maatwerk te kunnen leveren, leerlingen alvast voorsorteert in de klas, sluit bewust of onbewust, andere mogelijkheden uit. Mogelijkheden die door een eindtoets wellicht wel gevonden worden. Generaties leerlingen zijn dankzij de eindtoets basisonderwijs op een onverwachte plek in het onderwijs terecht gekomen. Gebaseerd op hun eigen kunnen, los van die van de ouders of de leerkracht.
Democratie, in mijn opvatting, houdt ook rekening met de minderheid. Om die burgers te kunnen vinden en op maat te kunnen bedienen, zijn indelingen noodzakelijk. Indelingen hebben, per definitie, altijd grenzen. En er zijn ook altijd betrokkenen die verkeerd ingedeeld worden of grensgeval zijn. Voor die categorie moet dan een oplossing gevonden worden. Soms betekent dat de hele classificatie op de schop gaat. Had men het vroeger over een autistisch persoon, een persoon met Asperger, tegenwoordig gaat het om mensen met gedrag in het autistisch spectrum. Een omschrijving die wellicht in de nabije toekomst ook niet voldoet, maar vooralsnog is er niks beters.
Janson houdt, aansluitend bij het “van kwaad tot erger” argument van Meirieu, een “met het badwater het kind wegspoelen” betoog. Weg met classificaties, standaardtoetsen etc, want ze ontnemen zicht op wat een leerling zou kunnen, aldus Janson. Daarmee negeert hij onder andere de bevrijdende opbrengst van bv. de eindtoets basisonderwijs voor generaties leerlingen.
[1] AD de Groot, Vijven en Zessen
Geef een reactie